Responsive image

BIJLAGE IV

Download de app voor meer functionaliteit.

BIJLAGE IV

Methoden voor de berekening van ingebedde emissies voor de toepassing van artikel 7

1. DEFINITIES

Voor de toepassing van deze bijlage en de bijlagen V en VI wordt verstaan onder:

a) “eenvoudige goederen”: goederen die zijn vervaardigd in een productieproces dat uitsluitend inputmaterialen (precursoren) en brandstoffen vereist met nul ingebedde emissies;

b) “samengestelde goederen”: andere dan eenvoudige goederen;

c) “specifieke ingebedde emissies”: de ingebedde emissies van één ton goederen, uitgedrukt als ton CO2-equivalente emissies per ton goederen;

d) “CO2-emissiefactor”: het gewogen gemiddelde van de CO2-intensiteit van uit fossiele brandstoffen opgewekte elektriciteit in een geografisch gebied; de CO2-emissiefactor wordt berekend als het quotiënt van de CO2-emissiegegevens van de elektriciteitssector, en de bruto-elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen in het relevante geografische gebied; deze wordt uitgedrukt in ton CO2 per megawattuur;

e) “emissiefactor voor elektriciteit”: de standaardwaarde, uitgedrukt in CO2-equivalent, die gelijk is aan de emissie-intensiteit van de elektriciteit die wordt verbruikt tijdens de productie van goederen;

f) “stroomafnameovereenkomst”: een contract waarbij een persoon zich ertoe verbindt elektriciteit rechtstreeks van een elektriciteitsproducent af te nemen;

g) “transmissiesysteembeheerder”: een beheerder als gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).

2. VASTSTELLING VAN DE SPECIFIEKE WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR EENVOUDIGE GOEDEREN

Om de specifieke werkelijke ingebedde emissies van eenvoudige goederen te bepalen die in een gegeven installatie zijn geproduceerd, worden directe en, in voorkomend geval, indirecte emissies in aanmerking genomen. Dit gebeurt aan de hand van de volgende vergelijking:

waarbij:

SEEg

de specifieke ingebedde emissies van de goederen g zijn, uitgedrukt in CO2-equivalent per ton;

AttrEmg

de toegekende emissies van de goederen g zijn, en

ALg

het activiteitsniveau van de goederen is, zijnde de hoeveelheid goederen die in de verslagperiode in die installatie geproduceerd is.

Onder “toegekende emissies” wordt verstaan het deel van de emissies van de installatie gedurende de verslagperiode dat wordt veroorzaakt door het productieproces dat resulteert in de goederen g bij toepassing van de systeemgrenzen van het productieproces dat is omschreven in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen. De toegekende emissies worden berekend aan de hand van de volgende vergelijking:

waarbij:

DirEm

de directe emissies zijn als gevolg van het productieproces, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, binnen de systeemgrenzen als bedoeld in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling, en

IndirEm

de indirecte emissies zijn als gevolg van de productie van elektriciteit die wordt verbruikt in de productieprocessen van goederen, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, binnen de systeemgrenzen als bedoeld in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling.

3. VASTSTELLING VAN DE WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR SAMENGESTELDE GOEDEREN

Om de specifieke werkelijke ingebedde emissies van samengestelde goederen te bepalen die in een gegeven installatie zijn geproduceerd, wordt de volgende vergelijking toegepast:

waarbij:

AttrEmg

de toegekende emissies van de goederen g zijn,

ALg

het activiteitsniveau van de goederen is, dat wil zeggen de hoeveelheid goederen die in de verslagperiode in die installatie geproduceerd is, en

EEInpMat

de ingebedde emissies zijn van de inputmaterialen (precursoren) die in het productieproces zijn verbruikt. Alleen inputmaterialen (precursoren) die relevant zijn voor de systeemgrenzen van het productieproces zoals gespecificeerd in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling, moeten in aanmerking worden genomen. De relevante EEInpMat worden als volgt berekend:

waarbij:

Mi

de massa is van het in het productieproces gebruikte inputmateriaal (precursor) i en

SEEi

de specifieke ingebedde emissies zijn voor het inputmateriaal (precursor) i. Voor SEEi gebruikt de exploitant van de installatie de waarde van de emissies voor de installatie waar het inputmateriaal (precursor) is geproduceerd, mits de gegevens van die installatie voldoende nauwkeurig kunnen worden gemeten.

4. VASTSTELLING VAN STANDAARDWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LEDEN 2 EN 3

Om standaardwaarden te bepalen, wordt voor de vaststelling van ingebedde emissies alleen gebruikgemaakt van werkelijke waarden. Als er geen werkelijke waarden voorhanden zijn, mogen waarden uit de literatuur worden gebruikt. De Commissie publiceert richtsnoeren voor de wijze waarop moet worden gecorrigeerd voor afvalgassen of broeikasgassen die als materiaal voor het proces zijn ingezet, voordat de nodige gegevens worden verzameld om de toepasselijke standaardwaarden te bepalen voor iedere soort in bijlage I vermelde goederen. De standaardwaarden worden vastgesteld op basis van de beste beschikbare gegevens. De beste beschikbare gegevens worden gebaseerd op betrouwbare en openbaar beschikbare informatie. De standaardwaarden worden periodiek herzien door middel van de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen op basis van de meest actuele en betrouwbare informatie, inclusief informatie die door een derde land of groep van derde landen is verstrekt.

4.1. Standaardwaarden als bedoeld in artikel 7, lid 2

Wanneer de toegelaten CBAM-aangever de werkelijke emissies niet voldoende nauwkeurig kan bepalen, worden standaardwaarden gebruikt. Die waarden worden vastgesteld op de gemiddelde emissie-intensiteit van elk land van uitvoer en voor elk van de in bijlage I vermelde goederen, met uitzondering van elektriciteit, verhoogd met een evenredig ontwikkelde toeslag. Deze toeslag wordt bepaald in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen en wordt op een passend niveau vastgesteld om de milieu-integriteit van het CBAM te waarborgen, voortbouwend op de meest actuele en betrouwbare informatie, onder meer op basis van informatie die tijdens de overgangsperiode is verzameld. Wanneer er voor een goederensoort geen betrouwbare gegevens voor het land van uitvoer kunnen worden toegepast, worden de standaardwaarden gebaseerd op de gemiddelde emissie-intensiteit van de X % slechtst presterende EU-ETS-installaties voor die goederensoort. De waarde van X wordt bepaald in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen en wordt vastgesteld op een passend niveau om de milieu-integriteit van het CBAM te waarborgen, voortbouwend op de meest actuele en betrouwbare informatie, onder meer op basis van informatie die tijdens de overgangsperiode is verzameld.

4.2. Standaardwaarden voor ingevoerde elektriciteit als bedoeld in artikel 7, lid 3

De standaardwaarden voor ingevoerde elektriciteit worden voor een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land vastgesteld op basis van specifieke standaardwaarden, overeenkomstig punt 4.2.1, of, indien die waarden niet beschikbaar zijn, op basis van alternatieve standaardwaarden, overeenkomstig punt 4.2.2.

Wanneer de elektriciteit wordt geproduceerd in een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land, en via derde landen, groepen van derde landen, regio’s in een derde land of lidstaten wordt doorgevoerd met het oog op de invoer in de Unie, zijn de te gebruiken standaardwaarden de waarden uit het derde land, de groep van derde landen of de regio in een derde land waar de elektriciteit werd geproduceerd.

4.2.1. Specifieke standaardwaarden voor een derde land, groep van derde landen of regio in een derde land

Specifieke standaardwaarden worden vastgesteld op de CO2-emissiefactor in het derde land, de groep van derde landen of de regio in een derde land, op basis van de beste gegevens waarover de Commissie beschikt.

4.2.2. Alternatieve standaardwaarden

Wanneer er geen specifieke standaardwaarde beschikbaar is voor een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land, wordt de alternatieve standaardwaarde voor elektriciteit vastgesteld op de CO2-emissiefactor in de Unie.

Wanneer op basis van betrouwbare gegevens kan worden aangetoond dat de CO2-emissiefactor in een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land lager is dan de door de Commissie bepaalde specifieke standaardwaarde of lager is dan de CO2-emissiefactor in de Unie, mag voor dat derde land, die groep van derde landen of die regio in een derde land een alternatieve standaardwaarde op basis van die CO2-emissiefactor worden gebruikt.

4.3 Standaardwaarden voor ingebedde indirecte emissies

De standaardwaarden voor de indirecte emissies die zijn ingebed in een goed dat in een derde land is geproduceerd, worden bepaald op basis van een standaardwaarde die wordt berekend op basis van het gemiddelde van hetzij de emissiefactor van het elektriciteitsnet van de Unie, hetzij de emissiefactor van het elektriciteitsnet van het land van oorsprong, hetzij de CO2-emissiefactor van de prijsbepalingsbronnen in het land van oorsprong van de elektriciteit die voor de productie van dat goed wordt gebruikt.

Wanneer een derde land, of een groep derde landen, aan de Commissie op basis van betrouwbare gegevens aantoont dat de gemiddelde elektriciteitsmix-emissiefactor of de CO2-emissiefactor van prijsbepalende bronnen in het derde land of de groep van derde landen lager is dan de standaardwaarde voor indirecte emissies, wordt voor dat land of die groep van landen een alternatieve standaardwaarde vastgesteld op basis van die gemiddelde CO2-emissiefactor.

De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2025 op grond van artikel 7, lid 7, een uitvoeringshandeling vast om nader te specificeren welke van de overeenkomstig de eerste alinea bepaalde berekeningsmethoden van toepassing is voor de berekening van standaardwaarden. Daartoe baseert de Commissie zich op de meest actuele en betrouwbare gegevens, met inbegrip van gegevens die tijdens de overgangsperiode zijn verzameld, met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van de in bijlage I vermelde goederen, alsmede over het land van oorsprong, de productiebron en de emissiefactoren in verband met die elektriciteit. De specifieke berekeningsmethode wordt bepaald op basis van de meest geschikte manier om aan beide volgende criteria te voldoen:

— het voorkomen van koolstoflekkage;

— het waarborgen van de milieu-integriteit van het CBAM.

5. VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES IN INGEVOERDE ELEKTRICITEIT

Een toegelaten CBAM-aangever kan werkelijke ingebedde emissies in plaats van standaardwaarden toepassen voor de in artikel 7, lid 3, bedoelde berekening indien de volgende cumulatieve criteria zijn vervuld:

a) de hoeveelheid elektriciteit waarvoor het gebruik van werkelijke ingebedde emissies wordt gevraagd, valt onder een stroomafnameovereenkomst tussen de toegelaten CBAM-aangever en een elektriciteitsproducent die zich in een derde land bevindt;

b) de elektriciteitsproductie-installatie is rechtstreeks aangesloten op het transmissiesysteem van de Unie of er kan worden aangetoond dat er op het tijdstip van uitvoer nergens in het netwerk sprake was van congestie tussen de installatie en het transmissiesysteem van de Unie;

c) de elektriciteitsproductie-installatie heeft een uitstoot van niet meer dan 550 gram CO2 uit fossiele brandstoffen per kilowattuur elektriciteit;

d) alle verantwoordelijke transmissiesysteembeheerders in het land van oorsprong, het land van bestemming en, in voorkomend geval, elk land van doorvoer hebben aan de toegewezen interconnectiecapaciteit definitief de hoeveelheid elektriciteit genomineerd waarvoor het gebruik van werkelijke ingebedde emissies wordt gevraagd, en de genomineerde capaciteit en de elektriciteitsproductie door de installatie hebben betrekking op dezelfde periode van maximaal één uur;

e) de vervulling van bovengenoemde criteria wordt gecertificeerd door een geaccrediteerde verificateur, aan wie ten minste maandelijkse tussenverslagen worden verstrekt die aantonen hoe bovenstaande criteria worden nageleefd.

De totale hoeveelheid elektriciteit in het kader van de stroomafnameovereenkomst en de overeenkomstige werkelijke ingebedde emissies worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de landspecifieke emissiefactor of de CO2-emissiefactor die wordt gebruikt voor de berekening van indirecte in elektriciteit ingebedde emissies in goederen overeenkomstig punt 4.3.

6. VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR INDIRECTE EMISSIES

Een toegelaten CBAM-aangever mag daadwerkelijke ingebedde emissies toepassen in plaats van standaardwaarden voor de in artikel 7, lid 4, bedoelde berekening, indien de CBAM-aangever een rechtstreeks technisch verband kan aantonen tussen de installatie waarin het ingevoerde goed wordt geproduceerd en de elektriciteitsopwekkingsbron, of indien de exploitant van die installatie met een in een derde land gevestigde elektriciteitsproducent een overeenkomst voor de aankoop van elektriciteit heeft gesloten voor een hoeveelheid elektriciteit die gelijk is aan de hoeveelheid waarvoor het gebruik van een specifieke waarde wordt geclaimd.

7. AANPASSING VAN STANDAARDWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2, OP BASIS VAN REGIOSPECIFIEKE KENMERKEN

Standaardwaarden kunnen worden aangepast aan specifieke gebieden en regio’s binnen derde landen met specifieke kenmerken wat betreft objectieve emissiefactoren. Wanneer gegevens beschikbaar zijn die aan die specifieke lokale kenmerken zijn aangepast en nauwkeurigere standaardwaarden kunnen worden vastgesteld, mogen deze waarden worden gebruikt.

Wanneer aangevers van goederen van oorsprong uit een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land op basis van betrouwbare gegevens kunnen aantonen dat de alternatieve regiospecifieke aanpassingen van standaardwaarden lager zijn dan de door de Commissie vastgestelde standaardwaarden, kunnen dergelijke regiospecifieke aanpassingen worden gebruikt.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.